Begin deze week was de vuurdoop voor De Woonindustrie, het verbouwde Home Trade Center. Het gebouw moet hét centrum worden waar makers van interieurproducten, professionele afnemers én consumenten elkaar gaan treffen. Gaat dat lukken?
Je ontkomt er niet aan om de naam De Woonindustrie in een wat breder kader te plaatsen. (Eerst even voor niet ingewijden: De Woonindustrie is een gebouw in Nieuwegein waarin pakweg150 fabrikanten/importeurs/groothandels van interieurproducten een permanente showroom hebben en waar winkeliers hun inkopen doen om de gekochte spullen via hun winkel te verkopen aan consumenten).
De Woonindustrie is een overblijfsel wat tot voor kort het Home Trade Center heette en is in feite een symbool van de teloorgang van de meubelindustrie in Nederland. Die is de laatste 20 jaar behoorlijk ingekrompen, net zoals de hele maakindustrie in Nederland.
Rammelende consumenten
Omdat consumenten ook via internet kunnen kopen en omdat consumenten steeds harder aan de achterdeur van fabrikanten staan te rammelen om rechtstreeks te kopen, heeft De Woonindustrie besloten om een paar keer per jaar de deuren te openen voor consumenten. Die kunnen dan kijken naar de nieuwste interieurproducten, maar mogen ze niet kopen. Dat gaat via de winkelier, zo is afgesproken. Tegelijkertijd houdt De Woonindustrie tweemaal per jaar een beurs die exclusief toegankelijk is voor winkeliers en andere professionals. Afgelopen dagen was dat de zogeheten najaarsbeurs die qua temperatuur meer weg had van een nazomerbeurs. Maar met de naamsverandering is ook de luchtbehandeling in het gebouw aangepakt en de airco werkte uitstekend. Gelukkig, want een goed omgevingsklimaat is de basis voor vruchtbaar zaken doen.
Van opgetogen tot ingetogen
Hoe dat ging? De nieuwkomers op de designafdeling waren vrijwel allemaal enthousiast; prima beurs. Zij waren dakloos geworden na het sluiten van hun vaste stek De Toonkamer en dolblij weer een onderkomen te hebben. Bij de rest van de exposanten was het beeld gevarieerder. Opgetogenheid, tevredenheid, redelijk positivisme, maar ook neutrale, afwachtende, ingetogen en niet zulke positieve reacties. Die laatste reacties kwamen van vaak trouwe exposanten die zich afvragen: hoe nu verder? Want de aankleding van het gebouw mag dan beter zijn en de achtergrond van de metamorfose (consumenten mondjesmaat en gericht binnen laten) begrijpelijk, maar gaat het werken? Dat is de vraag die nu hardop gesteld wordt.
Ontmoetingsplek
Dat de oude tijden van een uitverkocht huis en tenten op de parkeerplaats niet meer terugkomen, weet iedereen. Dat de Home Boxx echt niet meer gevuld wordt, is ook duidelijk. En de nu lege plekken waren keurig weggewerkt. Maar gaat De Woonindustrie ‘dé ontmoetingsplek worden voor de woonbranche’ worden zoals centrumdirecteur Anne-Marie Burger dat voor ogen staat? Gaat De Woonindustrie ‘het grootste en mooiste b-to-b centrum worden waarin ‘de makers’ hun producten kunnen presenteren’? Zal de consument het centrum weten te vinden en ‘geprikkeld’ raken?
Hybride keuze
Die vragen kunnen voorlopig niet beantwoord worden, maar het complete slaapsegment is ondertussen wel verdwenen en voor een deel verhuisd naar de Meubelbeurs Brussel. Ook nu was er weer gedonder over schuivende meterprijzen en dat is geen goed teken. Waarom moesten standhouders in eerste instantie tekenen voor drie jaar en werd het ineens gehalveerd? Waarom verkoop je ‘vierkante meters in plaats van een evenement’? Wat zijn de eisen van vastgoedeigenaar CBRE en hoe groot is de speelruimte van de directie? Zijn de veranderingen niet te laat ingezet? Is die hybride keuze voor professional en consument wel duidelijk? En ook: wat gaat de uitgemergelde retailer doen? En nog sterker: wat gaat de afwachtende en grillige consument doen? Is er een klimaat geschapen waarin alle partijen zaken kunnen doen?
Beursklimaat
De antwoorden zijn ongewis en eind dit jaar weten wij waarschijnlijk meer. Een ding is nu al duidelijk: het voelbare klimaat is in orde dankzij een prima airco en dat is wel eens anders. Twee jaar geleden stonden standhouders op beurs Intirio in Gent te blauwbekken omdat de verwarming niet goed werkte. Een paar jaar geleden werd de inmiddels ter ziele gegane beurs Woonmodecity gehouden in een kas en zorgde een plotselinge najaarszon voor puffende en zwetende standhouders. Vorige week was ik in Shanghai op de beurs Furniture China en daar stootten dikke orgelpijpen vanuit een centraal punt per hal een poolwind de beursvloer op zodat de dichtstbijzijnde standhouders bijna letterlijk werden weggeblazen. Dat is in Nieuwegein beter geregeld. Toch is er nog geen sprake van een ideaal beursklimaat. Kwestie van afregelen?
Aribert Guiking