Zeven landen uit de EU ontwikkelen een kernkwalificatie waaraan meubelmakers en meubelstoffeerders zouden moeten voldoen. Dit moet de mobiliteit van studenten en werknemers bevorderen.
Vakbonden en opleidingscentra uit Duitsland, Nederland, België, Bulgarije, Denemarken, Polen en Roemenië zijn bezig met het ontwikkelen van zogeheten competentieprofielen voor meubelmakers en meubelstoffeerders. Het is de bedoeling dat er een soort ‘Europees profiel’ komt voor studenten en werknemers waardoor zij makkelijk(er) aan de slag kunnen in een ander land. Door een zekere stroomlijning van het opleidingsniveau in de verschillende landen wil men de mobiliteit tussen de landen versterken.
HMC Nederlandse partner
Naast de (mogelijke) mobiliteit spelen ook andere zaken een rol. Er werken nu relatief veel ouderen in de meubelindustrie en wil men jongeren stimuleren voor een baan in deze tak van industrie. Ook worden er steeds hogere eisen gesteld aan de vakbekwaamheid, flexibiliteit en inzetbaarheid van werknemers in heel Europa. Met de toegenomen arbeidsmobiliteit in heel Europa waren dit redenen om een breed gedragen Europees traject te starten waarbij voor Nederland het Hout- en Meubileringscollege (HMC) de aanspreekpartner is die kennis inbrengt over de uitvoering van de hier geldende kwalificaties.
Landelijke verschillen
Die kwalificaties zijn hier anders dan in andere landen, zo laat Jan Leijtens weten. Leijtens, inmiddels gepensioneerd HMC-docent, is als ‘senior docent’ betrokken bij het EU-project en ziet grote verschillen tussen de diverse landen. ‘In Nederland nemen bij niveau 4 het onderdeel ondernemersvaardigheden op in het lesprogramma, maar dat geldt bijvoorbeeld niet voor Bulgarije. Hier vinden wij dat je moet leren dat je niet alleen verantwoordelijk bent voor je eigen werk, maar ook voor je collega en je omgeving. In België kijkt men daar anders tegenaan; daar is de baas de baas. En in Polen wil men wel opleiden, maar niet altijd het papiertje geven want dan moet er meer betaald worden.’
Conferentie over Europees profiel
Zo hebben alle landen specifieke punten, maar zijn er ook veel overeenkomsten en daar gaat het om. Het gaat ook verder dan een simpele vergelijking van de verschillende opleidingssystemen en de erkenning van de daarbij behorende kwalificatie. Leijtens bespeurt bij de Oost Europese landen een sterke wil om mee te doen zodat zij (lees: leerlingen en werknemers) een goede aansluiting krijgen bij wat gevraagd wordt in andere landen van de EU. Door te zoeken naar een ‘Europees profiel’ wordt het straks makkelijker om bijvoorbeeld ook als Nederlander aan de slag te gaan in het buitenland.
Het project is gestart in 2012 en in september van dit jaar is er in Brussel een conferentie waar de resultaten zullen worden besproken. Wellicht dat er daarna nog meer landen zullen aanhaken.