Vandaag begint in Frankfurt de beurs Ambiente. Liefst tweeëntwintig (22) hallen vol met vazen, borden, drinkbekers, thermoskannen, tafellakens, spiegels, plaids, posters, manden, kaarsen, smartphonehouders in de vorm van een pinguïn, plastic kikkers, kunststof olifanten, houten uilen, paashazen in alle vormen en kleuren, tassen, wenskaarten, opschrijfboekjes waar nooit in geschreven zal worden, flutschilderijen, kitscherige lampjes, design kurkentrekkers en heel veel gadgets die niemand nodig heeft, maar vaak wel leuk zijn. Om weg te geven. Of om te ontvangen.
Afgelopen weekend was de beurs ShowUP, tweeëntwintig keer zo klein als Ambiente (1 hal) en ook daar waren veel van bovenstaande producten te zien. Vaak in wat fraaiere uitvoering, dat wel. Ambiente is een echte handelsbeurs waar niet alleen zelfstandige retailers, maar ook tuincentra, grote webshops en warenhuizen hun inkopen doen. Op ShowUP komen veelal kleinere, gespecialiseerde winkels en bijvoorbeeld ook museumwinkels die op zoek zijn naar hoogwaardige 'souvenirs' en andere kleine artikelen.
Hoe dan ook, op beide beurzen bestaat het aanbod deels uit producten die niemand nodig heeft, maar toch (bijna) iedereen koopt. En dat is al jaren zo.
Opruimen is de laatste tijd nogal in de mode en 'ontspullen' is de overtreffende trap daarvan. Toch kopen mensen constant spullen die zij niet nodig hebben en hooguit een decoratieve functie hebben. Dat woord 'slechts' is echter misplaatst want je huis een beetje verfraaien doet echt iedereen.
In 1983 liep ik een week - samen met een soort arts - in de jungle van Kalimantan, in het grensgebied van Oost-Maleisië en Indonesië. Hij deed zijn tweemaandelijkse ronde, ik volgde en zo liepen wij van dorp naar dorp, meestal bestaand uit een 'longhouse' waar een aantal gezinnen woonde, soms niet meer dan enige tientallen mensen. Geen internet, geen tv, geen koelkast, 's avonds geen of hooguit twee uur stroom via een generator die meestal na een uurtje begon te haperen.
Op een dag stopten wij onderweg bij een houten hutje waar slechts een gezin woonde, een zeldzaamheid. De huiskamer, annex keuken en slaapkamer, besloeg nog geen 10 vierkante meter en het was een kale bedoening. De enige opsmuk bestond uit drie oude dozen waspoeder die naast elkaar op een plank aan de muur stonden. Er zat niets in want er was niks. De kleuren van het karton waren het enige decoratieve element in dit huisje op palen.
Ook decoratief waren de rugzakmandjes van gevlochten bamboe die de mensen in al die dorpjes gebruikten. Daarin zat wat eten als ze naar hun gezamenlijke jungle rijstveld vertrokken of als ze een naburig dorp gingen bezoeken. In de steden aan de kust had ik de manden al zien hangen en dacht dat het souvenirs waren, maar ze werden door de makers in de jungle functioneel gebruikt als boodschappentas.
Ik kocht er een paar en de motieven die in de manden waren vervlochten bleken traditionele symbolen te zijn. Het waren dezelfde symbolen die oudere mannen en vrouwen als tatoeage op hun lichaam droegen en die je nu bij veel westerlingen op het lijf ziet. Daar was toen het tatoeëren langzaam aan het afkalven want jongeren wilden het niet meer en in de westerse wereld moest het nog 'ontdekt' worden als fysieke decoratie.
Afgelopen zondag liep ik op de beurs ShowUP en zag zo'n mandje hangen bij een bedrijf dat producten uit Indonesië importeert en herkende direct de traditionele motieven. Ik heb thuis ook zo'n mandje. Ruim 35 jaar oud en nog steeds puntgaaf. De draagmand staat in de open boekenkast en ik gebruik hem puur functioneel, namelijk als voorraadmand voor waxinelichtjes. Inderdaad, die gebruiken wij af en toe als lichtgevende decoratie.
Aribert Guiking