Vorige week waren er beurzen in Beusichem, Culemborg en Nieuwegein waar bezoekers terecht konden in het Meubelhart Beusichem, het ETC en de Woonindustrie. Bezoekcijfers worden niet verstrekt en afgaande op reacties van exposanten was het vakbezoek matig. In Culemborg en Nieuwegein waren er ook consumentendagen en die werden goed bezocht. Een direct aanwijsbare oorzaak daarvoor is er niet, maar het is een indicatie dat consumenten geïnteresseerd zijn in interieurproducten. En, niet onbelangrijk, dat ze daar wellicht ook geld voor willen uitgeven.
Gezien de cijfers uit de retail blijkt dat ook zo te zijn. Brancheorganisatie INretail stond bijna te dansen en te springen bij de onlangs verstrekte cijfers over het afgelopen jaar: een gemiddelde omzetgroei van 7,4% ten opzichte van 2015. Gemengde zaken scoren hierbij het hoogste met +15,0%, meubelspeciaalzaken zitten met +4,9% onder het gemiddelde. Puur op grond van deze cijfers zou je mogen verwachten dat aanbieders van deze producten, dus ook exposanten op beurzen, deze glimlachend tegemoet zouden treden en breed lachend zouden afsluiten. Het tegendeel is waar.
Behoorlijk veel exposanten klaagden over het geringe bezoek. Tegelijkertijd blijkt dat op vrijwel alle grote internationale beurzen in het buitenland het Nederlandse bezoek steeg. Hoe kan dat? Zijn die beurzen over de grens interessanter en in eigen land helemaal niet? Ongetwijfeld, maar lang niet iedereen gaat naar het buitenland en het is toch altijd goed om je (ook) hier te oriënteren?
Kijken we nogmaals naar de cijfers van INretail dan blijkt dat zelfstandige winkeliers afgelopen jaar gemiddeld 5,2% meer omzet boekten dan in 2015 en dat dit bij ketens/grootwinkelbedrijf 10,7% was, ruim tweemaal zoveel. INretail spreekt in algemene zin van een tweedeling waarbij er een verwijdering gaande is tussen winkels die (sterke) groei realiseren en zaken die achterblijven en zij wijst daarbij naar ‘onderscheidend vermogen’. Hebben zelfstandigen dat (gemiddeld genomen) minder en ketens juist meer? En is dit verschil ook zichtbaar in beursbezoek?
Of gaat het om de tweedeling tussen actieve ondernemers en in-de-schulp-kruipers? Of zijn ‘georganiseerden’ sneller te vinden door de consument dan de individuele winkelier? Hoe zit het dan met de local hero waar deskundigen zo hoog van opgeven? Of is dat een fijne kwalificatie die niets te maken heeft met daaraan gekoppelde omzet? Of is het puur de prijs waar de consument op afgaat en is gemiddeld genomen de zelfstandige daardoor in het nadeel?
Het kan ook zijn dat het ligt aan gemakzuchtige consumenten. De gemengde zaken scoren volgens INretail zo goed omdat ze een ‘totaalpakket’ kunnen aanbieden. Dus als er een bank en een tafel is gekocht, ach dan kan er wel even een karpet of een lampje bij, zo is de gedachte. En die laatste producten worden dus niet bij de speciaalzaak aangeschaft. Opmerkelijk in dit verband is dat de accessoirebeurzen in eigen land, Trendz en ShowUP, een sterk stijgend bezoekersaantal lieten zien.
Zit het dan toch in 'de kleine dingen'? Of, heel wat anders, ligt het aan de beurs zelf?
Aribert Guiking